Rolstoelcoaster handelt over de finale strijd met het recidive zitwondje.
Gisteren, net voor de middag, werd me gezegd dat ik om 13u naar het OK (zeg Ooka/operatiekwartier) vervoerd zou worden. Om de wonde te spoelen en te debrideren. Debrideren is schoonmaken. Ik vind dat raar. Als débris (Fr.) puin betekent, dan zou je toch dédebrideren verwachten? Niet? Enfin, niet belangrijk.
In feite werd het een ware operatie. In de punt van de huidflap -de moeilijke plek aan de bilspleet- had zich onder de hechtingen een bloedklonter gevormd. Die heeft Heidi verwijderd en ze heeft vervolgens de opening dichtgenaaid. Ik vind de genaaide steken fijner dan de haakvormige nieten. Vraag me niet waarom. Nu duimen dat er zich niet weer bloed verzamelt. De andere plekken die verleden week gehecht werden zagen er mooi droog uit.
Omdat ik slechts in twee houdingen mag liggen, stelde Heidi een zand/water matras voor. Daarop mag je elke mogelijke houding aannemen, ook drukkend op de wonde. Maar het is constant 37 graden warm. Ik denk niet dat ik dat aan kan, en ik heb er voor bedankt.
Deze middag kwam Heidi de wonde bekijken. Er lekt nog wondvocht, doch niet verontrustend. Ihor werd er ook bij gehaald. En ja, lap, hij kwam met een Pico 7 op de proppen. Ik wist het! Ihor zweert bij vacuümpompen. Dit is zo een van die kleine toestellen die ik eerder had en die 7 dagen meegaan en dan onverbiddelijk stoppen, gestuurd door een niet te kraken chip. Hij haalt er één uit de verpakking. Het ding werkt niet. Vervangt de batterijen. Geen kik. Ik grap dat het misschien een Pico 0 is. Ihor roept verontwaardigd: “160 Euro, schandalig, ik ga ze bellen! “. Boos slaat hij de Pico tegen de rand van het bed. Dat helpt. De lichtjes knipperen aan. De Pico zuigt zoemend de wonde luchtdicht.