Het is openingsreceptie van de Huldenbergse feesten. Als gemeenteraadslid
is mijn acte de présence obligaat. Het
fijne is dat ik er bekenden aantref die ik doorgaans enkel daar ontmoet.
Het is bijna middernacht als ik afscheid neem van mijn
tafelgenoten. De auto staat pal naast de feestzaal. Het demonteren van de
rolstoel en de onderdelen via de schuifdeur op de achterbank leggen is routine
geworden. Ik word steeds sneller, de operatie kost me nog hooguit anderhalve
minuut. Als het plenst van de regen duurt anderhalve minuut lang, dat wel.
Ik neem zoals altijd eerst de rugzak van de rolstoel en zet
die naast me op de passagierszetel. Terwijl ik hiermee bezig ben voel ik dat er iets fout gaat. Ik draai me om naar
de rolstoel, die inmiddels buiten bereik rustig maar beslist richting IJse
bolt. Onthutst kijk ik toe. Gelukkig zorgt een hobbel ervoor dat de stoel
afwijkt en tegen de brugleuning botst, zo’n tien meter van me af.
Et voilà, daar zit ik dan. Ik voel me een amateur, een
onnozel kieken. Dat ik dit niet voorzien had! Tegelijk kan er ook een glimlach
af omwille van de absurditeit van de situatie. Ik haal mijn gsm uit de rugzak
en bel mijn vrienden in de zaal. Tevergeefs, er is te veel lawaai daar, dus rest
me te berusten en te wachten tot er toevallig iemand langs loopt. Er zit niets
anders op, behalve mezelf naar de stoel slepen maar dat is de allerlaatste
optie.
Waggelt daar ineens P op me af, die me vraagt of hij iets voor
me kan doen. Ik ben verbijsterd. Hij zegt wauwelend dat mijn goede vriendin V –
van wie ik net afscheid genomen heb- hem gestuurd heeft. Ze voelde aan dat er
iets spaak liep. Telepathie klinkt kennelijk luider dan de beltoon van een gsm.
P heeft diep in het glas gekeken en is niet eens verbaasd wanneer ik hem dankbaar
vraag de verlossende rolstoel bij me te brengen.
(oktober 2014)