Vandaag draag ik op aan jou, Lou.
Nee, niet aan Martin die de schuilnaam Lou droeg in de tien jaar dat hij ondergedoken leefde.
Nee, jij, onze Lou, onze kleine Lou die vandaag het levenslicht zou zien. Jij klein wonder dat ik met zoveel warmte, zorg en liefde in mijn schoot droeg. Jij, nieuw leven dat Martin en ik zo graag wilden verwelkomen.
Zo klein nog als een framboos, nam je al zoveel ruimte in in onze harten en gedachten. We werkten verder aan een rolstoeltoegankelijk huis en de meubelmaker in je papa kwam naar boven bij het ontwerpen van een aangepaste ververstafel. We bedachten Lou voor je. Als eerste of tweede naam, dat konden we later beslissen, want we hadden tijd. Dat dachten we.
De dag dat wij Willem eindelijk wilden delen over jouw komst, liet de gynaecoloog op zich wachten. Een blije spanning bracht mijn lijf in beweging en ik danste door de praktijk: tweede echo, welkom nieuw leven. Of toch niet. Een kwartier later stond ik op straat, sprakeloos. Het kindje, uitgerekend voor mijn verjaardag was niet meer. Ik dwong mezelf in de auto naar huis, alleen. Corona weet je wel. Ik bracht de dag in bed door, verdwaasd, tot niets in staat. Dat Martin een rare bruine fluim had, drong niet echt goed tot me door. Het doktersbezoek voor bloedonderzoek ging bijna ongemerkt aan mij voorbij, als in een verre film op de achtergrond. Tot we ‘s avonds laat uit bed gebeld werden door de dokter. Zeer verontrustende waarden, levensbedreigend, spoed, nu meteen. “Naar welk ziekenhuis gaan jullie? Dan bel ik al om te zeggen dat jullie eraan komen.” Op automatische piloot spurtten we naar het ziekenhuis. Daar zat ik dan, ook hier in afzondering, zonder nieuws, uren te wachten.
En zo lieve Lou, heb ik jou nog niet kunnen eren. Want jou verliezen ging gepaard met de dreiging van een ander groot verlies. Onze focus werd verlegd van het verlies om jou naar het leven aan een zijden draadje van mijn liefste.
Een paar dagen later lagen je papa en ik vele kilometers van elkaar elk in het ziekenhuis. Ik om jou uit mijn schoot te halen, hij opnieuw op de spoed, deze keer in Aalst. Zijn situatie was zorgwekkend. En in de laatste seconden voor de narcose, besefte ik dat ik een paar uur later wakker zou worden zonder mijn kind, en misschien zonder mijn grote liefde.
Nog 10 weken hebben we samen mogen beleven. 10 intense, uitdagende weken waarin elk moment het laatste kon zijn, want de aorta van Martin kon het elk moment begeven. 10 verbindende weken, waar we intens genoten van samenzijn. 10 weken waarin het verdriet om jou weinig plaats had. De operatie die alles beter zou maken, volgens je altijd positieve papa, werd het einde. En een nieuw begin van rouwen, loslaten, gedragen en omringd worden, van administratieve rompslomp en financiële zorgen. En ook daar kreeg het verdriet om jou geen plaats.
Maar vandaag, kan en wil ik niet anders dan jou noemen. Het lijkt soms al zo’n ver verleden en toch voel ik je de laatste weken zo pijnlijk nabij. Het verlies van Martin betekende meteen ook het verlies van het gezin dat we al hadden en dat wij nog samen voor ogen hadden. De draagwijdte is zo groot, de plots en complete omslag in mijn leven zo enorm.
Vandaag wil ik je noemen Lou omdat ik zoveel liefde voor je voel. Omdat ik je dankbaar ben voor wat je mij en ons bracht.
En ook, omdat ik wil verbinden met al die lieve mensen om ons heen die dit verhaal nog niet kennen. Onze kinderwens en de vele kleine en grote stappen die we hierin zetten in de voorbije jaren hebben we vaak niet gedeeld. Ook niet met vrienden, soms heel dicht in ons hart. We kozen hier vooral voor omdat we Willem wilden behoeden voor een emotionele rollercoaster. Als gevolg daarvan deelden we onze hoop en wanhoop vaak niet. Tezelfdertijd was het voor ons een moeilijk proces met een immense impact op ons leven. Het was vaak deugddoend om alles even te kunnen loslaten en net te genieten van een zorgeloze ontmoeting met gezelschap die niet op de hoogte was.
Vandaag, nu alles anders is, kies ik er bewust voor om dit te delen, ondanks de
pijn en kwetsbaarheid die ik voel en ondanks mijn en ons gevoel van falen en
onzekerheid. Omdat ik verbinding wil maken met wat in me leeft. Omdat ik verbinding
wil maken met mensen rondom me en hierin geloof in de kracht van kwetsbaar
delen van wat ons raakt.