Het wondje is nog amper een speldekop groot. “En dan?”, borrelt het in mijn hersenen. Oké, nog een
paar weken doen alsof het wondje er is, maar dan? Wat kan wel, wat niet en waar
is de grens? Als ik, zoals mijn kine zegt, om de drie à vier uur zou moeten
liggen of staan, worden mijn mogelijkheden en mijn bereik heel mager.

Ik realiseer me dat ik sinds begin december een
hoofdzakelijk liggend leven leid. Meer dan een half jaar, dus. De beperking van
het wondje overstijgt met verve de limieten van de rolstoel. Ik voel me een
gedwongen kluizenaar -die weliswaar vaak bezoek krijgt-, en de toekomst ziet er
niet veel beter uit als ik mijn kine hoor.

Er moet een duurzame oplossing gevonden worden. Het is
genoeg geweest. Trop is te veel.

Ik heb een afspraak gemaakt met een plastisch chirurg die al
vaker een huidtransplantatie heeft toegepast bij doorligwonden. Hij kan zich natuurlijk
pas uitspreken over de mogelijkheid van zo een operatie wanneer hij het wondje, of wat er van overblijft, heeft gezien
en beoordeeld. Indien nodig wordt er ook vet en spierweefsel verplaatst. 9 juni
is de afspraak. Ik zie er al naar uit.

Het gaat niet gemakkelijk, ondertussen. Een waas van
neerslachtigheid omhult me en verdrukt mijn aangeboren optimisme en
levensvreugde.
“Je bent zo sterk”, zegt mijn lief. Ik weet het niet, ik hou me
sterk, dat wel. En het zal beteren, daar vertrouw ik op.